MET VERLIES SPELEN
Stel dat wij bomen zijn.
Wij eten proppen, door bomen verspreid.
Wij breken winden.
Wij dragen een gekegelde kroon.
Wij staan op een berggraat.
De grond herinnert aan brood.
Beneden knapt een tak.
Verklapt verlangen.
Stel dat wij mensen zijn.
Wij weten wat brandende schemer is.
Wij weten wat as is, die ijs wordt,
wat het is, wat wij, wat van ons,
wat het was wat wij spelen.
Wij vinden ons een bos, een god,
een hut uit, en kijken naar de kloof
die tussen ons, soms helpt het om van rol
te ruilen, een leven vol te zwijgen.
Stel dat wij woorden zijn.
Alle woorden van de wereld maar
het is niet genoeg.
Er is een woord dat uit de afgrond
omhoog valt en ons zoekt.
Wij spelen het spel genaamd
het eind van het spel.
|

© Koen Broos
|