DE TEGENWOORDIGHEID VAN HET VLEES
Op aarde heerst
de tegenwoordigheid van het vlees.
Het bidt, het prevelt, het schreeuwt
om niet in ontbinding te raken.
Voorzien van het nodige voer
groeit het moeiteloos op
tot rechthebbende zwaarte
en graast in verveelde colonnes
de werkelijkheid af. Maar ‘s avonds
koopt het een ticket om in de schouwburg
zichzelf te verlaten.
Want het wordt graag doorzongen
en op de hoogte gebracht van zijn gewicht,
dat monter is, vederlicht.
Het vlees in goede staat, in de spiegel gebaad,
kan haast tot gewichtloosheid raken.
Het heeft een zin en een doel.
Ondervoed en gehavend
is het vrij op te rapen
als brandstof voor het gevoel. |